Eisen primaire wegennet
Voordat tot aanleg overgegaan kon worden diende eerst nog duidelijk te worden aan welke eisen het primaire wegennet moest voldoen. Volgens Reigerman waren de volgende eisen van belang voor een kwalitatief hoogwaardig wegennet voor doorgaand verkeer:
- Doorgaand verkeer moet zoveel mogelijk gescheiden worden van lokaal verkeer
- Primaire wegen moeten goede verbindingen geven tussen de belangrijke centra
- Primaire wegen dienen buiten de bebouwde kom te lopen, doorsnijding van centra moet vermeden worden
- Primaire wegen moeten verbinding geven met rijkswegen
- Primaire wegen moeten verbinding geven met andere belangrijke wegen in andere provincies
Aan de inrichting van de wegvakken werden de volgende eisen gesteld:
- Voertuigen moeten elkaar kunnen passeren zonder snelheid te minderen, zonder de verharding te verlaten, zodat modder en vuil niet op de weg kunnen komen
- Wegbreedte minimaal 4,5 meter, liefst 5 meter
- Kruinbreedte van 12 – 13 meter
- Fietspad van 1,5 meter breed aan beide zijden van de weg, indien aan één zijde dan breedte van 2,5 meter
- Fietspaden aanleggen met scheiding van rijbaan of aan de wegverharding vast. Het eerste werd veiliger geacht.
Uitvoering van het Primaire Wegenplan
Nadat het besluit op 2 december 1925 was gevallen werd er voortvarend gewerkt aan de realisatie van het Primaire Wegenplan. Voordat tot aanleg overgegaan kon worden, diende de tracés van de wegen nauwkeurig bepaald te worden. Op 15 februari 1926 werd gestart met metingen op het traject Amsterdam – Weesp en op 1 juli met grondboringen voor het bepalen van de fundering en de opneming voor de te maken kunstwerken. Eind 1926 was reeds 85 kilometer aan primaire wegen opgemeten. In september 1927 startte vervolgens de aanleg van het eerste wegvak, de Spaarnwouderweg tussen de Sloterweg en de Schipholdijk. Dit wegvak markeerde de definitieve realisatie van het Primaire Wegenplan. (Deze weg is tegenwoordig de Schipholweg N232.) Hieronder een overzicht van de voortgang van het Primaire Wegenplan:
|
In voorbereiding (km) |
|
|
|
215 |
31 |
22 |
1931 |
222 |
48 |
40 |
1932 |
220 |
42 |
83 |
1933 |
188 |
34 |
123 |
1934 |
122 |
85 |
138 |
1935 |
100 |
75 |
170 |
1936 |
83,5 |
46,5 |
219 |
1937 |
82 |
20 |
247 |
1939 |
60 |
13 |
276 |
1940 |
55,5 |
15 |
279 |
1941 |
46 |
19 |
285 |
1942 |
50 |
16 |
289 |
In 1942, dus 15 jaar na de start van het eerste wegvak, was in totaal 289 kilometer aan primaire wegen voltooid. De doelstelling om in 15 jaar het Primaire Wegenplan te voltooien was daarmee niet gehaald. De aanleg van het primaire wegennet had geen vertraging opgelopen door een of andere oorzaak, men zocht de weg van de minste weerstand. Het onteigenen van percelen en gronden benodigd voor de wegtracés zorgde in sommige gevallen voor uitstel van de aanleg, maar niet voor afstel of vertragingen voor andere wegen. Als PWS bij een weg vertraging opliep ging ze zich simpelweg richten op een andere weg.
In 1929 sloeg de economische crisis in ons land toe met de beurscrach van de Amerikaanse aandelenbeurzen. Maar het werk aan de wegen ging gewoon door. Dit werd mogelijk gemaakt door de vele werklozen die Nederland ten deel viel, werk te verschaffen in grote publieke projecten. Zo kon het Primaire Wegenplan voortvarend worden aangepakt. Dit heeft geresulteerd in een hogere productie in 1934 en 1935.
Wijzigingen Primaire Wegenplan
In 1927 verscheen het eerste Rijkswegenplan, waarin ook nieuwe wegen werden opgenomen voor Noord-Holland. Voor circa 100 kilometer overlapte de ontworpen rijkswegen de primaire wegen van het provinciale plan van 1925. Het was dan ook nodig deze wegen van het Primaire Wegenplan te verwijderen. Het ging om de wegen Amsterdam – Purmerend – Hoorn – Medemblik, Amsterdam – Haarlemmermeer – Leiden en Amsterdam – Uithoorn – Rotterdam. Voordeel van deze wijziging was dat de provincie nu andere wegen kon toevoegen aan het primaire wegennet. Het gaat om de wegen Hoorn – Enkhuizen (o.m. Streekweg), ’t Schouw – Edam – Oosthuizen, Alkmaar – West-Graftdijk – Purmerend en de weg West-Graftdijk – Westzaan. Het Primaire Wegenplan zou nog een aantal keer kleine wijzigingen krijgen waarbij de totale lengte op circa 355 kilometer uit zou komen.
Naast de wijzigingen in de tracés van primaire wegen zouden ook de eisen aan primaire wegen enkele keren veranderen. De breedte van primaire wegen werd in plaats van minimaal 4,5 meter en normaal 5 meter vastgesteld op minimaal 5,5 meter en op sommige weggedeeltes bij komgrenzen circa 6 meter. Ook de latere eis dat er naast fietspaden ook voetpaden waren vereist langs primaire wegen bracht veranderingen met zich mee, met name in de kosten.
Korte nabeschouwing Primaire Wegenplan
Na de 2e Wereldoorlog werd verder gewerkt aan het primaire wegenplan dat in 1949 en in 1955 nog gewijzigd zou worden. In 1960 werd het plan gewijzigd in het Beheersplan Noord-Holland 1960. Tot definitieve voltooiing van het wegenplan is het niet gekomen. Zo ontbreken immer de wegvakken Spaarndam – Schipholweg en Schagen – Anna Paulowna.
Het oorspronkelijke plan was geraamd op 22 miljoen gulden. In 1929 bleek dat de kosten al waren gestegen naar ruim 36 miljoen gulden. Dit was te wijten aan de grotere verhardingsbreedte van 5,5 meter, de toename van geheel nieuwe tracés van 73 kilometer naar 135 kilometer, de grotere benodigde hoeveelheid zand en de bredere bruggen.
De administratieve nummering, die startte in het noorden met Schagen daarbij als middelpunt, zien we tegenwoordig nog steeds terug in de N-nummering van de reeks N501 – N527. Daarbij is als startpunt gekozen voor Texel en als eindpunt het zuiden van de provincie.
Veel van de wegen die destijds voor het doorgaande verkeer zijn aangelegd hebben voor het grote deel nog steeds die functie. We kunnen dan ook stellen dat de wegen hun nut ruimschoots hebben bewezen, en nog steeds bewijzen. Ze zijn voor het verkeer nog steeds van belang. Vooruitstrevend is geweest het benoemen van de tegenwoordige N232 als primaire weg destijds. Deze weg zou in de jaren 1960 en 1970 een van de meest belangrijke provinciale wegen worden voordat de rijksweg A9 tot stand zou komen. Ook de N201 - zij het in iets gewijzigde vorm - vervult nog steeds een zeer belangrijke functie voor het verkeer.
Veel van de primaire wegen die destijds waren aangelegd liggen er nog steeds in meer of meer dezelfde vorm. De meeste wegen die toen in beheer bij de provincie waren, zijn dat in deze tijd vaak nog. In de provincie zijn nog enkele relikwieën te vinden met direct aanliggende fietspaden, wat een van de mogelijkheden was voor primaire wegen. Onder andere de N511 ten zuiden van Bergen is op deze manier uitgevoerd.
De grondbeginselen voor een provinciale weg zijn voor het grootste deel nog steeds terug vinden in de eisen voor provinciale wegen in de 21e eeuw. Provinciale wegen zijn voor het overgrote deel namelijk buiten de bebouwde kom gelegen.
Andere wegenplannen
Op grond van de Wegenbelastingwet in 1926, werd in 1927 het Wegenfonds opgericht, gelijktijdig met het Rijkswegenplan uit dat jaar. De gelden die werden opgebracht door alle eigenaren van gemotoriseerd verkeer en later fietsers, zouden toekomen aan de rijkswegen en in mindere mate aan de provinciën. Voor het toekennen van deze gelden aan provinciën dienden alle doorgaande wegen in de provincie naast de rijkswegen vermeld te worden op een provinciaal wegenplan. Dit is een wezenlijk ander uitgangspunt dan het Primaire Wegenplan. Op het Primaire Wegenplan stonden namelijk de wegen die de provincie zelf aan zou leggen of verbeteren, terwijl in het provinciale wegenplan alle wegen werden vermeld waarvoor gelden uit het Wegenfonds toegekend zouden worden, of deze nu bij de provincie in beheer was of niet maakte niet uit. Daardoor verschenen er telkens twee wegenplannen. Eén met alle wegen in beheer bij de provincie (het Primaire Wegenplan) en één met alle wegen die nodig werden geacht voor het doorgaande verkeer (het Provinciale Wegenplan). Hieronder het eerste Provinciale Wegenplan uit 1927.
Het eerste Provinciaal Wegenplan uit 1927. De wegen van andere wegbeheerders zijn hierin ook opgenomen, zoals bijvoorbeeld de verbindingen naar de kust.
Naast het Primaire Wegenplan verscheen er voor de toekenning van de gelden aan lagere wegbeheerders het Aanvullend Wegenplan. Door subsidieverlening kon nu ook aan het verbeteren van de overige doorgaande wegen in de provincie worden gewerkt. In totaal behelsde het Aanvullend Wegenplan 471 kilometer. Naderhand diende door het ontstaan van het zogenaamde Verkeersfonds het Aanvullend Wegenplan gewijzigd te worden in een Tertiair Wegenplan, dat voor het eerst verscheen in 1938 en dat alle wegen buiten de bebouwde kom omvatte.
Kaart van het Provinciaal Wegenplan uit 1929. Aan deze kaart valt op de sterke gelijkenis met het huidige provinciale wegennet.
Geschiedenis 1909 - 1925 Index Geschiedenis
Bronvermelding
Archieven Provinciale Waterstaat van Noord-Holland 1911 - 1942. Diverse inventarisnummers. Te raadplegen bij Noord-Hollands Archief.
Fluit, Th.P.M. van der, Het plan voor een net van doorgaande wegen in de provincie Noord-Holland
van 1925, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 1 (1992), p. 47-58.